UPDATES

Werkelijk energieverbruik als alternatief voor BENG2-indicator?

Door Redactie - 11 november 2021

Tags:

TNO heeft, in opdracht van Platform Duurzame Huisvesting, een benchmarkanalyse van alle utiliteitsgebouwcategorieën gemaakt. Daarin is gekeken naar de verhouding van het werkelijk energieverbruik per m2 ten opzichte van het gebouwgebonden fossiele energieverbruik volgens (BENG2) van het energielabel. Hoeveel eenvoudiger zou het zijn als niet ieder gebouw theoretisch doorgerekend hoeft te worden, maar (aanvullend?) van een prestatie-indicatie kan worden voorzien op basis van zijn werkelijk gas- en elektriciteitsverbruik?

Aanleiding van het onderzoek

Sinds 1 januari is er een nieuwe rekenmethodiek van kracht waarmee een energielabel wordt bepaald. Deze methodiek, de NTA 8800 genaamd, berekent diverse energie-indicatoren, waaronder ‘BENG2’. De BENG2-indicator omvat: ‘de hoeveelheid fossiele brandstof in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar die nodig is voor verwarming, koeling, warm water, ventilatie, bevochtiging en ontvochtiging’. Voor de (nu) bestaande bouw komt het Rijk binnenkort met een Eindnormering waarin een voor 2050 wettelijk verplichte minimale BENG2 eis per gebouwcategorie wordt vastgesteld. Dit biedt gebouweigenaren de gelegenheid om via natuurlijke momenten naar deze eindnorm toe te werken.

Doel van het onderzoek

Waar de aanstaande Eindnormering 2050 dus primair geënt is op de NTA 8800 energielabel methodiek, is er vanuit de markt een duidelijke vraag naar monitoring van en sturing op het werkelijke energieverbruik. Tegen deze achtergrond heeft TNO in opdracht van Platform Duurzame Huisvesting (met subsidie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) een benchmarkanalyse gemaakt van nagenoeg alle utiliteitsgebouwcategorieën. Daarin is gekeken naar de verhouding van het werkelijk energieverbruik per m2 ten opzichte van het gebouwgebonden fossiele energieverbruik volgens (BENG2) van het energielabel. Als deze relatie bestaat, dan zou door te normeren op het werkelijk energieverbruik met zekerheid gezegd kunnen worden dat ook een bepaald energielabel behaald wordt. Verder is in het onderzoek gekeken of de spreiding van het werkelijke energieverbruik verklaard kan worden door andere factoren, zoals bijvoorbeeld de oppervlakte van het gebouw of de ouderdom van het gebouw.

Opzet van onderzoek

Voor dit onderzoek heeft TNO gebruik gemaakt van geanonimiseerde gas- en elektriciteitsverbruiken die het CBS van de netwerkbedrijven ontvangt. Deze informatie is gecombineerd met diverse andere databases. Zo is informatie vanuit de BAG meegenomen; denk aan de gebouwgrootte en het bouwjaar. Omdat bestaande energielabels nog op de oude labelmethodiek waren gebaseerd is deze bestaande labeldatabase omgezet naar nieuwe NTA labels.

Conclusies

Het rapport biedt voor de diverse onderzochte gebouwcategorieën een actueel overzicht van het gemiddelde werkelijke energieverbruik per m2 en de spreiding daarin. De voornaamste conclusie is dat er onvoldoende correlatie blijkt tussen de BENG2-waarde en het werkelijk verbruik. Dit geldt voor alle onderzochte gebouwcategorieën. Aanvullende analyses zijn wenselijk om dit met grotere zekerheid te kunnen zeggen. Daarvoor is behoefte aan meer gelabelde gebouwen met groene energielabels. Er zal echter een verschil blijven bestaan omdat BENG2 alleen het gebouwgebonden energieverbruik omvat, terwijl het gemeten energieverbruik ook de apparatuur in het gebouw meeneemt. Bijvoorbeeld bij winkels is dat een dominante post, denk aan koelvitrines. De vraag is dan waar wel relaties te vinden zijn met het werkelijk energieverbruik. Voor sommige gebouwcategorieën toont het rapport voorzichtige correlaties aan van werkelijk verbruik met factoren zoals de grootte van het gebouw. Aanvullende analyses zijn wenselijk om de geconstateerde spreiding in werkelijk verbruik goed te kunnen verklaren en of dit een basis biedt voor een koppeling aan regelgeving. Daarvoor is behoefte aan meer beschikbare data over factoren die een waarschijnlijke correlatie met werkelijk energieverbruik hebben.

Positief is verder dat voor enkele gebouwcategorieën een duidelijke (dalende) trendlijn in het historische verbruik naar voren komt.

Download hier het volledige rapport.
Download hier de samenvatting van het rapport.